VERHALEN. Voor The Orphan Master's Son (Gestolen leven) won hij in 2013 een Pulitzer Prize, Fortune Smiles leverde hem vorig jaar de National Book Award op. Adam Johnson is breed als een deur en meet meer dan twee meter, maar is ook als schrijver goed op weg een reus te worden.
Hij is geboren in 1967 in South Dakota, groeide op in Arizona en is thans professor Engels aan de Californische Stanford University. Fortune Smiles, dat in vertaling Als het lot lacht is getiteld, is zijn vierde boek, een bundeling van zes verhalen die op het eerste gezicht op ongeveer geen enkel vlak iets met elkaar gemeen hebben: sommige spelen zich af in het verleden, andere vandaag of in de redelijk nabije toekomst; in het ene verhaal is de plaats van handeling Zuid-Korea, in het andere Louisiana of Berlijn; er staan verhalen in het boek die in de ik-vorm zijn geschreven, en er zijn er die in de derde persoon uit de doeken worden gedaan; hier is de hoofdfiguur een zesentwintigjarige jongen, daar betreft het een oude man of een doodzieke vrouw.
En toch vallen de gelijkenissen tussen de verhalen veel meer op dan de verschillen. Toch is er zo veel gemeenschappelijks dat je zelfs zou kunnen stellen dat Johnson, zoals het natuurlijk hoort in een verhalenbundel en bij uitbreiding een oeuvre, elke keer hetzelfde vertelt. Dit 'hetzelfde' ligt dan ook reeds in de titel van het boek besloten.
Groots plan
Voor wie de bundel uit heeft - en vol nagenot zijn wonden likt - is het een uitgemaakte zaak: als het lot lacht, klinkt dat honend, snerend, bulderend, hooghartig, onverschillig of besmuikt, maar nooit ofte nimmer aangenaam. Sterker nog, enkel al het besef dat er zoiets als een lot bestaat, een lot dat eenieder gevangen houdt en waaraan niet valt te ontsnappen, drukt terneer en stemt hoogst moedeloos.
Bovendien vormen het lot en de almacht ervan vaak genoeg een alibi voor lafheid en het ontlopen van verantwoordelijkheid, zoals in het verhaal 'Anonieme orkanen'. Een zesentwintigjarige man wordt plots opgezadeld met het zoontje dat hij in de loop van een twee maanden geduurd hebbende relatie heeft verwekt bij iemand die nu naar de gevangenis moet. 'Het leven', weet hij ons te vertellen, 'is vol gebeurtenissen - die doen zich voor en je past je aan, je gaat aan de slag en laat het achter je. Maar op een bepaald moment, zoals wanneer je vriendin Marnie zegt dat ze zwanger is, besef je dat sommige gebeurtenissen in feite ontwikkelingen zijn. Je beseft dat er een groots plan is waar jij niet van afweet, en een ontwikkeling is een eerste stap in de nieuwe richting.'
Klinkt goed, en het is ongetwijfeld nog de waarheid ook. Maar dat de jongeman zelf, die zich zo onfortuinlijk weet de speelbal van het lot te zijn, op zijn beurt het lot van zijn zoontje wel degelijk in handen heeft, schijnt hij niet te beseffen, en als hij zich naar het einde van het verhaal toe genoopt ziet om het kind 'aan zijn lot over te laten', zoals dat heet, weet je als lezer niet welk van je beide gevoelens tegenover de jongeman het grootst is: weerzin of medelijden.
Medelijden is ook de emotie, uiteraard, die wordt opgeroepen door de vrouwen wie, zowel in het verhaal 'Nirvana' als in 'Interessante feiten', het droeve lot beschoren is om ernstig ziek te zijn. En toch is ook dit medelijden verre van zuiver: de ene vrouw is behalve (misschien) stervende tevens goeddeels verlamd en suïcidaal, maar daarnaast egoïstisch genoeg om nog een kind op de wereld te willen zetten, de andere, borstenloos ten gevolge van kanker, zeurt zich klaar voor de dood en verlustigt zich in de belofte van haar echtgenoot dat als zij sterft, hij zich met medeneming van hun kinderen en de hond eveneens van kant zal maken. 'Binnen in me smelt iets. Dat soort praatjes, daar leef ik op.'
En wat te denken van de hoofdfiguur in 'Dark Meadow', die de pech heeft gehad dat hij als kind misbruikt is en bijgevolg nu zelf worstelt met een geaardheid die hij begrijpelijkerwijze verfoeit en maar nauwelijks de baas kan? Wat als het 'groots plan' op een bepaald moment pedofiele neigingen voor je in petto heeft? 'Maar hoe zit het met degenen die zo worden gemaakt?' vraagt hij zich af omtrent zichzelf. 'Hebben die ook een keus? Kunnen die nog steeds kiezen?' Dat kan, ja, dat lijkt te kunnen, en het verhaal kent het treurigste happy end uit de geschiedenis van de wereldliteratuur. Er is, lezen wij, 'niets moois aan een parel zaad die in het maanlicht op een roos valt'. Hij heeft zich dan ook in de buitenlucht - binnen liggen twee buurmeisjes te slapen - bevredigd met slechts één enkel doel voor ogen: 'Het heeft niets met genot te maken, het heeft te maken met veiligheid, prikkelbeheersing en zelfverzorging. Ik doe het voor de meisjes.'
Rockgoden
Ook de andere seksscènes in de bundel getuigen van wat zonder meer het lot van alle mensen is, namelijk eenzaamheid. Nadat haar echtgenoot gezwicht is voor haar kinderwens huilt de van schouder tot teen verlamde vrouw uit 'Nirvana' zich een weg doorheen de geslachtsdaad - zelfs de muziek van Kurt Cobain op haar hoofdtelefoon kan haar niet troosten. Ook de voormalige Stasi-gevangenisdirecteur in 'George Orwell was een vriend van me' had een vrouw die soelaas zocht bij een verre rockgod. 'Mick Jagger begrijpt me', herinnert hij zich dat zij ooit zei. 'Hij snapt wie ik ben.' Wat hij zich ook herinnert: dat hij uitsluitend gemeenschap met haar placht te hebben als zij zich uit zichzelf weg gedronken had en ze lag te slapen op de diepste bodem van haar roes.
Het is een kwalijk heerschap, deze man, met stip de grootste smeerlap die in de bundel valt aan te treffen. En toch - en dit bewijst het grote schrijverschap van de literaire reus Adam Johnson - grenst ook de weerzin die híj wekt aan een vorm van medelijden. Verwerpelijk genoeg toont hij geen enkel berouw over alle misdaden die onder zijn bewind in een Oost-Berlijnse gevangenis hebben plaatsgevonden, hij ontkent alles en speelt - of voelt zich - de vermoorde onschuld, je kunt geen goed woord over hem zeggen, en het hele verhaal lang zat ik mij desalniettemin af te vragen of het aan mij lag dat ik hem niet onsympathiek vond. Ik had geen enkele reden om hem sympathiek te vinden, en toch leefde ik met hem mee als was hij de laatste mens op aarde.
We zijn allemaal nog veel eenzamer dan zelfs de grootste pessimisten denken, en Als het lot lacht van Adam Johnson is een buitengewoon ontregelende aanrader.
CHRISTOPHE VEKEMAN ■
Verberg tekst